Jij bent niet de golf
En ook niet de zee
Jij bent niet het zandstrand
Geen korreltje zand. O, nee!
Jij bent niet de aarde
Ook de hemel ben jij niet
Jij bent niet het beeld
Dat je in de spiegel ziet
Jij bent niet die boom
En ook niet het gras
Jij bent niet wat komt
En ook niet wat was
Jij bent niet die vogel
En ook niet zijn lied
Jij bent niet de wolken
Of de lucht die je ziet
Wat jij ook denkt
En wat je ook vroeg
Jij mag jezelf zijn
Dat is genoeg
Je hoeft niet te presteren
Bent niet te groot of te klein
Niet te dom of te lelijk
Jij bent jij, en zo mag je er zijn
Besef dat wij allen
Uit één Bron zijn ontstaan
Dat wij in harmonie kunnen leven
En in eigen kracht mogen staan
Ik maai het gras
Duw de maaier heen en weer
Lange banen
Ik hou van de geur
Van de tuin van mijn vader
Na een lange wandeling
Zit ik in de zon en rust
Haal langzaam adem
En denk
Aan de tuin van mijn vader
Eens, als ik niet meer zijn zal
En de zon schijnt nog steeds
Loopt niemand meer
Zoals ik, heel even,
Door de tuin van mijn vader
Vakantiewerk
De schoolbanken moeten gepoetst
Ze moeten blinken
Maar tegen die muur
Staat die glazen kast
Met boeken die mij wenken
Die boeken fluisteren:
“Lees onze geheimen!”
De verleiding is te groot
Ik pak één boek
En nog één en nog één
Mijn vader spoort mij aan
Kind werk door
De tijd vliegt voorbij!
Met moeite zet ik ze terug
En poets weer banken, rij na rij
Eerst
Wordt het
Meer en meer
Het groeit maar door
Tot aan het hoogste punt
Dan stopt de groei
En neemt af
En af
Af
Het kind in mij
Kijkt met grote ogen
Naar mijn volwassen ik
En vraagt: ‘Waarom?’
Ik zwijg en knik,
Haal mijn schouders op
En zucht verward: ‘soms,
voel ik mij ook nog kind’