Voetstappen in het zand
Stap voor stap gelopen:
Kijk, daar liepen wij hand in hand
En daar: de stukjes die wij kropen
Voetstappen in het zand
De zon schijnt, de regen valt en winden waaien:
Vervagen ‘t verleden aan de waterkant
Het is al laat, wij kunnen niet meer draaien
Wie is God
en waar is God
van wie is God
en waar woont Hij?
Heeft hij zonen en dochters,
goud en zilver, die God van jou?
Is hij onsterfelijk?
Is hij mooi,
werd Zijn zoon
gekoesterd door velen?
En Zijn dochters,
zijn zij geliefd en aantrekkelijk
voor de mannen in deze wereld?
Is Hij in de hemel
of op aarde?
In de zee
in de rivieren,
in de bergen,
in de valleien?
Vertel ons
over Hem:
Hoe kunnen wij hem zien,
hoe kunnen wij hem liefhebben,
hoe kunnen wij hem vinden?
Vind je Hem
in je jeugd
of als je oud geworden bent?
Vragen hebben invloed op de luisteraar. Vragen richten je aandacht en je voelt de aandrang voor het geven van een respons. Soms is die respons een antwoord, soms het zoeken daarnaar, soms ook wedervraag. Het effect van een reeks opeenvolgend gestelde vragen versterkt die aandrang. Vragen kunnen je ook je stemming beïnvloeden en je dieper betrekken in de verbazing, verwarring, het probleem, de klacht of de emoties waarmee de vragensteller worstelt.
Vrij vertaald uit: Writing the Sacred, Ray McGinnis
Ethne Alba was de dochter van de koning van Ierland in de vijfde eeuw. In die tijd trok St. Patrick door Ierland en eens zat hij met zijn gezelschap te rusten bij een meer toen Ethne Alba daar samen met haar zuster Fedelm Rufa aankwam om te baden.
Zij zagen die vreemd geklede mannen zitten en vroegen zich af wie dat waren. Eerst dachten ze dat het bergbewoners waren die naar beneden gekomen waren in de vallei. Maar toen St. Patrick vertelde wie hij was en wat zijn missie was raakten zij geïnteresseerd en begonnen hem vragen te stellen.
(Video Sharon Lyons: Questions of Eithne Alba https://youtu.be/Leu5JCFssn0)
Spookbeelden
In de ruimte tussen ons in
Waar wij niet zijn:
Wie ik denk dat ik ben
Kijkt naar hoe jij zou moeten zijn
Maar niet bent
Wie jij denkt dat je bent
Kijkt naar hoe ik zou moeten zijn
Maar niet ben
Wanneer de mist verdwijnt
En de ruimte spookbeeldvrij
Kunnen wij er zijn
Martin Buber zei dat de ontmoeting tussen mensen plaats vindt in de ruimte tussen hen in. Die ruimte moet dus leeg zijn, niet 'vervuld' met beelden van elkaar. Want een communicatie tussen beelden is geen communicatie.
Onbereikbaar
Onzichtbaar
Voel ik wat ik niet voelen kan
Raak ik wat ik niet raken kan
Daar is het
Dat, wat niet is
Het voelbaar niet-voelbare
Gat in mijn ziel
Verdwenen
Het jeukt niet meer
Dof geworden, op slot
Ik kan er niet bij
En als ik er toch geraak
Weg!
Onpeilbaar diep
Verdwijn ik erin!
Ik ben die blauwe reiger
Die roerloos in het gras
Daar langs de slootkant staat
Wachtend, op wat komen gaat
Ik ben die rode fazant
Veilig verborgen in ‘t hoge gras
Waar ik mijn voedsel haal
Tot ik opvlieg met veel kabaal
Ik ben die vlinder
Die, kwetsbaar blauw,
Op tere vleugels vliegt
Op zoek, op zoek naar jou