De boom die daar zo roerloos staat,
Hij staat zo roerloos niet.
De stam rechtop
Bewogen door het suizen van de wind
Het blad, de takken
Levend in beweging
Het sap, onderhuids
Stroomt alsmaar door
Zelfs de kleuren van zijn blad
Zijn anders bij hun loslaten
Dan wanneer ze geboren worden
Uit hun knop.
Grijze wolken, net geen regen.
Bomen buigen in de harde wind.
Tot in de verste verten landerijen.
Mijn huid voelt koud en eenzaam aan.
Het eenzaam huis staat recht.
Rechter dan het altijd was.
Zwarte kraaien vliegen krassend rond.
Zie ze komen, dan weer gaan.
Naar het land van mijn verlangen.
Beide voeten stevig op de grond.
Terwijl de hemel inspireert.
Ben ik teruggekeerd.
Geen woorden voor het woordeloze
Geen verdoving voor de pijn
Soms zijn de dingen zo groot
Dat ik alleen maar klein kan zijn.
Wij kunnen niet meer spreken
Kunnen alleen maar zijn
De mensen in de ogen gekeken
Die spreken van bodemloze pijn.
Kracht voor de machtelozen
Liefde voor hen die zonder liefde zijn
Wijsheid om te handelen
Zodat wij veilig samen kunnen zijn.
Diep in het bos
De oude boom valt
Ongezien en ongehoord
Zacht zuchtend scheurt de aarde open.
Het Leven neemt
De boom weer op
In de altijddurende cyclus
Van leven en sterven.
Niets gaat hier verloren.
Twaalf jaar oud
Ik fiets van school naar huis
Daar wacht mijn moeder
Warme thee
En koekjes
Ik wil haar laten lachen
Bedenk een grap
Die zeker werken zal:
Ventiel uit mijn band
Die lek lijken zal
Maar moeder praat:
Buurvrouw op bezoek
Zij merkt mijn lekke band niet op
Teleurgesteld pak ik de pomp
Warme thee en koekjes
Drieënzestig ben ik nu
Denk vaak terug aan vroeger
Warm geluk bij ons in huis
En lekke levensbanden
Plak ik, en pomp ze daarna op