Het huis van mijn ouders was oud
Met deuken en butsen in muren en daken
En binten die piepten en kraakten
In de winter werd het zo koud
Toen kwam een man met een hamer
En werd het tijd om te gaan
Maar ik weet nog precies
Waar dat huis heeft gestaan
Er zijn twee manieren om dit gedicht te lezen. De eerste manier is de mogelijkheid om het te lezen als een metafoor op het leven van mijn ouders. Toen ze ouder werden, in de winter van hun leven kwamen de gebreken. Uiteindelijk werd het tijd om te gaan.
Een misschien wat lichtere manier om het te lezen is om het letterlijk te nemen. Mijn ouders hebben in diverse huizen gewoond. Beiden zijn geboren in de Hoekse Waard. De Hoeksche Waard is een eiland in de Nederlandse provincie Zuid-Holland. Het eiland wordt beschouwd als een van de Zuid-Hollandse Eilanden, maar ook als een waard, een vlak landschap in een rivierengebied. Toen ze trouwden bleven ze daar eerst wonen, maar wat later verhuisden ze naar Bleiswijk, waar ze in verschillende huizen gewoond hebben. Eerst aan de Hoekeindseweg, waar ik geboren ben. Daarna in de van Waningstraat, vervolgens weer in een ander huis aan de Hoekeindseweg.
Toen mijn vader koster werd van de gereformeerde kerk, woonden we eerst korte tijd in de pastorie in de Dorpsstraat. Dat was tijdelijk omdat de 'kosterswoning' nog verbouwd moest worden en de pastorie stond leeg omdat men op zoek was naar een andere dominee. Dat werd Ds. van Wattum, met wie mijn vader later een vriendschap ontwikkelde. Achter de kosterswoning was ook een zaaltje, Sjaloom, dat door mijn vader en moeder beheerd werd. Er werden bruiloften en feesten gevierd en de schaak- dam- en bridgeclub hielden daar hun wekelijkse speelavonden. Mijn vader organiseerde zelf ook regelmatig activiteiten in Sjaloom. Zoals een jaarlijkse kerst-inn of later ook galerieën voor kunstenaars in de regio. Mijn vader hield van kunst, het huis hing vol schilderijen, etsen, tekeningen en dergelijke.
Een bijzonderheid aan het huis vond ik dat er geen binnenmuren waren in de huiskamer. De muren waren aan de binnenkant bespannen met linnen op een houten raamwerk (rachels, of raggels) en daaroverheen was behang geplakt. Ik meen dat mijn vader dat 'beracheld' noemde, maar kan de woord nu niet meer terugvinden in de van Dale. Het heet officieel denk ik rachelwerk. Verder was het huis was gebouwd op veenachtige grond en er kwam soms ook vrachtverkeer door de Dorpsstraat. Door die combinatie van factoren bewoog het huis en zag je dan de schilderijen aan de muren heen en weer slingeren - bijna alsof je op zee zat. Wij waren daar wel aan gewend maar voor bezoekers was dat vaak een bijzondere ervaring.
De woning aan de dorpsstraat was ruim, ik vond het als kind fijn om daar te wonen. Er waren wel veel drempels en opstapjes in het huis. Dat werd een probleem voor mijn moeder toen ze ouder werd. Mijn ouders zijn daarom op zoek gegaan naar een andere woning. Dat werd een woning in de Leeuwerikstraat, daar zijn ze blijven wonen.
In 1997 werden de kerk en een aantal omliggende panden gesloopt, ook Dorpsstraat 45. Op die plek was nu een winkelcentrum gepland. Mijn vader had als hobby om video-opnames te maken van familie en van de omgeving. Zo filmde hij ook de sloop van de kerk en van onze oude woning en het zaaltje daarachter.
Als je op de onderstaande foto van de toenmalige Gereformeerde kerk van Bleiswijk klikt kun je de video bekijken, bij de wat oudere Bleiswijkers zal dit ongetwijfeld herkenning oproepen. De video duurt ongeveer 15 minuten en het laden gaat soms een beetje traag.
Je wacht op de drempel en kijkt nog even om
Een korte pauze, een aarzeling misschien
Dan werp je nog een laatste blik en
Trekt de deur achter je dicht.
Wat rest is de echo van het verleden
In de hol klinkende ruimten
Van lege kamers
Dan stilte.
HV
Dit gedicht had ik "Huis dat tot stilstand komt" willen noemen.
Vanuit de gedachte dat een 'thuis' iets levends is. Er zit beweging in, er zijn herinneringen aan verbonden. Als je voor de laatste keer de deur achter je sluit, wordt dat 'thuis', weer een huis. Een leeg huis, wachtend op nieuwe bewoners, nieuw leven - voor hen een nieuw 'thuis'.
Nog een paar dagen, dan gaan we verhuizen. Ons verjaardagsfeest was daarom tegelijk ook een afscheidsfeest. Afscheid van het huis waar ons gezin, in wisselende samenstelling, 29 jaar woonde. Dat is een lange tijd in een mensenleven. Herinneringen ophalen met de kinderen, met familie en vrienden, over de goede en soms ook moeilijke tijden in dit huis, voor- en tegenspoed. Loslaten, dat ook.
En natuurlijk ook vooruit kijken, mijmeren over de toekomst, over hoe het worden zal in ons nieuwe huis - de plannen, de hoop, de mogelijkheden en de verwachtingen die daaraan verbonden zijn om ook daar voor lange tijd ons 'thuis' van te maken.
Terwijl de bieten, die net op de akker waren gerooid,
In de zachte regen - het was een donkere dag,
In een hoek van het veld op een hoop werden gegooid
Stond ik te kijken met op mijn gezicht een lach
Als kind keek ik met ontzag naar al dat werk
Dat door zware machines en mensenhanden werd gedaan
Ik stelde mij voor: ooit in de toekomst ben ik ook zo sterk
Dat ik zo kan aanpakken en aan het werk kan gaan!
De volgende dag werden de bieten geladen in de ochtendkou
Vrachtauto’s vol. De chauffeur was een vrolijke man
Hij gebaarde naar mij en zei: “Hier, deze is voor jou”
Ik heb hem lang bewaard. Die suikerbiet, ik hield ervan!
Meer nog dan met een suikerbiet is dit gedicht verbonden met een herinnering aan een vrachtwagenchauffeur. Een goedlachse hartelijke man die erg graag mocht. Groot van postuur en met een groot muzikaal hart.
Staande aan de rand van het water
De zon kust aan de einder reeds de zee
Dit moment als herinnering voor later
Draag ik heel mijn leven met mij mee
Jouw vingers zijn met die van mij verweven
Onze voeten maken sporen in het zand
De avondwind laat mij lichtjes beven
Wij lopen langzaam op het uitgestrekte strand
Wij zeggen niets, dat is ook niet nodig
Onze ogen spreken, dat is al genoeg
Gesproken woorden zijn soms overbodig
Ik denk aan wat jij mij zo even vroeg
Ja, in jouw armen voel ik mij geborgen
Gisteren, vandaag en elke nieuwe morgen.
In de lente
Haar haren zwart
Haar ogen blauw:
"Ik ook van jou!"
Onder zomerzon
Zo vol van vuur
De dagen lang
Voor niemand bang
De herfstmaan scheen
De stormwind stuwde
Zodat, het water
Buiten oevers trad
De winter kwam
En in de koude stilte
Vlijt zich op alles
Een dun laagje sneeuw
De wisselende seizoenen hebben een sterk metaforische kracht. Zeker als het over het leven en de daarbij behorende levensfasen gaat. Maar ook voor de liefde.
Ik vroeg mij af welk gedicht er zou ontstaan als ik wilde eindigen met de zin: "Een dun laagje sneeuw". Dit gedicht is er een uitwerking van, ook de haibun Gakkende ganzen eindigt met dezelfde zin, maar roept toch een heel andere sfeer op.