Ik ben bang voor de leegte onder mijn bed
De grillige schaduw op de muur in de gang
Vreemde geluiden; de nacht duurt zo lang
Ik lig maar te draaien, is de wekker gezet?

Ik zag vreemde mensen daar op het plein
Het koude water in de donkere gracht
Waardoor ik herhaaldelijk dacht
Hier wil ik niet zijn!

Mijn sterke weerzin voor morgen
Dat gedoe op het werk
Nee, ik voel me niet sterk
Daarom heb ik veel zorgen

Maar nu wil ik rusten in rust
Een streel door mijn haren
Met lieve gebaren
In slaap gesust

Kom, leg alles neer en
Rust in de armen van de grote moeder
Droom onder bescherming van de grote vader
En breng je geest tot rust

Geen werk
Geen spel
Geen zorgen
Alleen maar rust

 

Angst hoort bij het leven, want wij zijn ons bewust van onze kwetsbaarheid. 

Theoloog Paul Tillich (1886-1963) onderscheidt in zijn boek  De moed om te zijn (1952) drie typen angst:

De angst voor noodlot en dood, de angst voor leegte en zinloosheid en de angst voor schuld en oordeel. Hij noemt ze existentiële angsten, want het zijn angsten die bij het leven van tijdelijke wezens horen. Ze zijn nodig om in leven te blijven. Maar angsten kunnen ook neurotisch worden, of zich ontwikkelen tot paniekaanvallen of een sociale angst of een fobie. Wanneer onze angsten niet meer passen bij de realiteit van het leven dan wordt het steeds moeilijker om onze angsten te dragen. Ze houden ons wakker en beheersen ons leven. 

Wat doe jij als je niet kunt slapen en wakker ligt? Je ligt maar te woelen en bent je bewust van al je zorgelijke gedachten. Hoe kom je tot rust?

Sommige mensen gaan schaapjes tellen, een meditatie of ademhalingsoefening doen. Ik doe dat soms ook als ik wakker lig maar meestal zeg ik in mijzelf de woorden van de laatste twee coupletten van dit gedicht. Ik geef mijzelf als het ware toestemming (permissie) om alles los te laten en te gaan slapen. Als ik dat een aantal keren blijf herhalen kom ik meestal inderdaad tot rust en kan beter slapen.