Als rivieren breed zijn en krachtig stromen
Maak je, om aan de overkant te komen,
Met touw en dikke stammen een sterk vlot
En eenmaal aan de overkant gekomen
Denk je: wat doe ik met dat zware vlot?
Meenemen kan niet want je sjouwt je rot;
Laat het achter voor hen die na jou komen
Daarmee draag je bij aan hun vaargenot.
De leer van Boeddha vergeleken met een vlot.
‘Stel, monniken, dat een man die op reis is, een grote stroom ziet, waarvan de oever aan zijn kant gevaarlijk, angstaanjagend is en de tegenoverliggende oever veilig, niet angstaanjagend, en er is geen veerpond of een brug om over te steken.
Hij zou denken: “Als ik nu eens gras, stukken hout, takken en bladeren zou verzamelen, een vlot zou bouwen en met behulp van dat vlot peddelend met handen en voeten veilig en wel naar de overkant zou oversteken?”
Hij zou dat doen en aan de overkant gekomen zou hij denken: “Dit vlot is een grote hulp voor me, met behulp van dit vlot ben ik peddelend met handen en voeten veilig naar de overkant overgestoken. Als ik het nu eens op mijn hoofd zou tillen of op mijn schouder zou laden en verder zou gaan waarheen ik maar wil?”
Wat denken jullie, monniken, zou die man zo handelend doen wat er met dat vlot gedaan moet worden? “Zeker niet, Heer”
Hoe zou die man moeten handelen om te doen wat er met dat vlot gedaan moet worden?
Welnu, monniken, die man zou, als hij overstoken is, zo denken: “Dit vlot is een grote hulp voor me geweest. Als ik het nu eens op het droge zou trekken of op het water zou laten wegdrijven en verder zou gaan waarheen ik wil?”
Zo handelend zou die man doen wat er met dat vlot gedaan moet worden. Net zo, monniken, heb ik de Dhamma onderwezen, als te vergelijken met een vlot. Bedoeld om mee over te steken, niet om vast te houden. ‘
Bron: Alagaddupama-Sutta, MN I 134-35
Op welke levensgebieden zou dit nog meer van toepassing kunnen zijn?
Wat zijn woorden anders dan wat klanken
of symbolen op papier? Betekenis
ontstaat slechts in het denken van de mens.
Liefde, blijdschap, haat, angst en droefenis
Respect of juist het schenden van een grens
Door welke driften wordt dat ingegeven?
Welk verlangen of diep verborgen wens
herbergt die sterke drang van dood of leven?
Wat zijn woorden anders dan wat klanken?
Slechts klanken en symbolen, dat zijn woorden
van onze kracht tot liefde of tot moorden
Ik had een droom vannacht
- een wonderlijke droom
Over mijn begin hier op de aarde
Waar alles was zoals het was
Ik werd geboren - voor mij onverwacht
En iemand riep: 'het is een zoon!'
Het was mijn moeder die mij baarde
Zij was, denk ik, met mij in haar sas
Ik begon te huilen, dat klonk niet zacht
- voor een baby is dat heel gewoon
Zodat ik de borst kreeg en weer bedaarde
Daarna deed ik een kleine plas
Over die droom heb ik diep nagedacht:
Wat zegt zo'n beeld over mij als persoon?
Was er maar iemand die dat verklaarde
- bij droomuitleg voel ik me zo groen als gras.
Als ik weer in slaap ga vallen deze nacht
- ik sluit mijn ogen zonder schroom
Hoop ik te zien hoe ik opgroei tot bejaarde
Zodat ik weet hoe het einde was
Wat ongezegd gebleven is
Tussen ouders en kind
Omdat er zaken zijn
Waarvoor je geen woorden vindt
Wat onuitgesproken blijft
Tussen jou en je vrinden
Omdat je verwacht dat
Ze je stom zullen vinden
Dat mensen niet praten
Uit liefde, pijn of rouw
Kan verdriet binnenlaten
Wat jij mij niet zegt
En ik niet aan jou
Weet dat ik toch ...
Wat is er in jouw leven onuitgesproken gebleven en hoe is dat voor je?
In een mens zijn twee krachten aan het werk
Ook jij herkent ze vast en zeker wel
Soms zijn ze tegengesteld en zeer sterk
En komt je welzijn door hen in de knel
Geldingsdrang zegt dat ik aanzien verdien:
'Luister naar mij zodat ik word gehoord
Kijk goed naar mij, ik wil worden gezien
Hou steeds rekening met mij', enzovoort
Gemeenschapszin vraagt zacht: 'hoe draag ik bij?
Ik pas me aan en hou rekening met jou
Erbij horen is belangrijk voor mij
Anders verwacht ik eenzaamheid en kou'
Waar vindt een mens genoeg veiligheid dan
Zodat hij deze twee verzoenen kan?
Geldingsdrang, de zucht tot dominantie, de wil tot overwicht, is een belangrijke drijfveer in de Individualpsychologie of de individuele psychologie van Alfred Adler (1870-1937)1. Een tweede belangrijke drijfveer is de noodzaak van een sociaal leven, verbinding zoeken, de gemeenschapszin.
Die twee drijfveren zijn sterk, en soms lijken ze tegengesteld aan elkaar want als ik te veel ga domineren loop ik het risico op afwijzing van de groep. Maar als ik mijzelf te veel ga aanpassen aan de groep, verdwijn ik als het ware zelf, wat op den duur tot pijnlijke gevoelens kan leiden.
Pas als die twee drijfveren in balans zijn met elkaar kan ik mijn grenzen bewaken en aangeven en tegelijk de grenzen van anderen blijven respecteren. Ik hoef mij dan niet op te dringen aan anderen en ik hoef mij niet op te offeren. Maar om dat te kunnen doen dien ik mij eerst voldoende veilig te voelen. Veilig bij mijzelf en veilig bij de ander. Veilig genoeg om te communiceren wat belangrijk is voor mijzelf en voldoende veilig om mij af te stemmen op de behoefte van de ander. Veilig genoeg om in vrijheid te beslissen waar ik ‘ja’, ‘nee’ of ‘misschien’ tegen zeg.
Of zoals psychiater en neurowetenschapper Stephen Porges het zegt: "ons verlangen is niet alleen om ons veilig te voelen, maar om ons veilig te voelen in de armen van een ander" 2.
1. Alfred Adler was een Oostenrijks psycholoog en psychiater. Hij was evenals Carl Gustav Jung een tijdgenoot van Sigmund Freud. Naast Freud en Jung geldt Adler als de derde stamvader van de psychoanalyse.
2. Dana, Deborah A. . Anchored (p. 54). Sounds True. Kindle Edition. Stephen Porges is de grondlegger van de Polyvagaal therorie - over de neurobiologie van ons veilig voelen.