Aan de rand van ’t dorp
daar woonde hij zijn leven lang
met ogen blauw en haren wit
een oude wijze man.
Vertelde ons hoe ’t vroeger was
in tijden van weleer.
Die tijd, zo zuchtte hij,
die is voorbij en komt nooit weer.
Dan stond hij op en lachte luid
want dat is, zo zei hij dan,
precies zoals het hoort.
Want ja, de tijd –
de tijd gaat altijd voort.