Hij roerde in zijn koffie
Het lepeltje maakte dat geluid
Dat roerende lepeltjes nu eenmaal maken
Gedachteloos tikte hij daarna
Misschien iets te hard
Tegen de dunne rand van het kopje
Waardoor druppeltjes koffie
Van het lepeltje in het kopje terug vielen
Drup, drup, drup...
Hij keek strak voor zich uit
En zuchtte diep
Zoals mensen nu eenmaal zuchten
Hij knipperde met zijn ogen
Waardoor druppeltjes zout water
Trage stroompjes vormden
Die over zijn gezicht liepen
Dunne spoortjes achterlatend
Met een waterige blik keek hij
Naar de ronddraaiende koffie in zijn kopje
Waarvan de rand beschadigd was
Het was nog van haar geweest
Altijd zo zuinig op haar servies
Gekregen van oma, echt porselein
Daar was ze zo trots op
Nu kon zij er niets meer van zeggen
Hij legde het lepeltje op het schoteltje
Naast het gele plakje cake
Hijzelf zei zelden iets
Nooit gedaan, hij was een gevoelsmens
En niet zo goed met woorden
Ook nu was hij, net als de koffie
In dat beschadigde kopje, geroerd
En dacht: ik wilde dat ik ont-roeren kon
Dan zou ik vrij zijn