“Steeds ontglipt het me”, zegt ze met een zucht

Ik zie haar, kwetsbaar, bij het kooktoestel

Het water kookt, de damp hangt in de lucht

 

“Mijn vader,” zegt ze, “die wist altijd wel,”

Dan is ze stil, ze maakt haar zin niet af

Ze zwijgt en op mijn huid rijst kippenvel

Daar staat de vrouw die zoveel liefde gaf

De wereld is zo anders dan ze dacht

Ze zoekt naar steun, tast haar omgeving af

 

Dan recht ze haar rug, kijkt mij aan en lacht:

“Het niet weten, daarvoor ben ik beducht

’t Is gek, maar bijna weten geeft mij kracht

Dan denk ik vaak spontaan: nou heb ik je!

Ik raak het aan - en dan ontglipt het me.”

 

Sonnet, terza rima