Ze stond langs de kant van die drukke weg
Fragiel, in volle bloei in het donkergroene gras
Vanaf de dag dat zij geboren was
Altijd langs de kant, dat was haar levensweg

Auto’s, fietsen, brommers reden af en aan
Wandelaars liepen voorbij, soms een hond of kat
Ze wist niet of een van hen ooit gekeken had
Allen zijn ze achteloos voorbijgegaan

Tot vandaag die wandelaar, die stopte en zich bukte
Zelfs door de knieën ging - voor haar!
Ze straalde, keek omhoog – ze wilde weg van daar
En wenste vurig dat hij haar plukte!